Wegwijzer BHV
Het neerzetten van een goede, adequate bhv-organisatie is een kwestie van maatwerk. De NIBHV Wegwijzer bhv is een goed startpunt voor werkgevers en werknemers die behoefte hebben aan meer houvast.
Vul hieronder je zoekterm in om snel je vraag en antwoord te kunnen vinden.
NIBHV Wegwijzer
Bedrijfshulpverlening is de georganiseerde hulpverlening binnen een bedrijf. De bhv-organisatie bestaat uit een of meer opgeleide en geoefende medewerkers, die in actie komen tijdens een incident in het bedrijf. Denk hierbij aan ongevallen waarbij eerste hulp nodig is, een beginnen-de brand, of een ontruiming als gevolg van een brand.
De bhv heeft een belangrijke voorpostfunctie voor de professionele hulpverleningsdiensten. Is er sprake van een incident binnen een bedrijf? Dan treedt de bhv op totdat de professionele hulpverleners er zijn. Voordeel is uiteraard dat de bhv’ers al op de werkplek aanwezig zijn en dus snel kunnen ingrijpen totdat de ambulance, de brandweer of de politie er is.
Binnen een paar minuten moet de bhv kunnen beginnen met:
- het verlenen van eerste hulp bij letsels;
- het beperken van de gevolgen van letsels;
- het beperken en bestrijden van brand;
- het alarmeren en evacueren van alle werknemers en andere personen in het bedrijf.
Bij sommige incidenten kan de bhv het alleen af en is het alarmeren van professionele hulpverleners niet noodzakelijk.
Volgens de Arbowet verplicht
Vanuit de arbowetgeving is elke werkgever verplicht om bhv te organiseren, zodat de gevolgen van brand en ongevallen beperkt blijven. Veel bedrijven organiseren de bhv in eerste instantie dan ook vaak omdat het moet.
Zorgen voor een veilige werkomgeving
Naast deze wettelijke verplichting zijn er méér redenen om als bedrijf te investeren in een goede bhv-organisatie;
- Als werkgever wíl je ook zorgen voor een veilige werkomgeving en wil je letsel zoveel mogelijk voorkomen en beperken. Door na te denken over risico’s die in je bedrijf kunnen voorkomen, kun je van tevoren maatregelen nemen om incidenten te voorkomen en de bedrijfscontinuïteit te garanderen.
- Een goede bhv-organisatie is voorbereid op incidenten die, ondanks de genomen maatregelen, toch kunnen optreden. De bhv zorgt ervoor dat de gevolgen van een incident zoveel mogelijk worden beperkt. Een geschikte bhv-organisatie kan een beginnende brand vroeg ontdekken en blussen. Hierdoor worden de gevolgen van een grote brand, zoals slachtoffers en dus ziekteverzuim, productieverlies of zelfs faillissement, voorkomen en/of beperkt.
- Bhv wordt vaak gezien als een kostenpost. In dat verband is het goed om te weten dat de bhv vaak veel schade kan voorkomen door één keer adequaat op te treden. Daardoor verdient de bhv-organisatie zichzelf terug.
- Imagoschade kan ook een drijfveer zijn om bhv te organiseren. Geen enkele werkgever wil negatieve publiciteit door incidenten waarbij slachtoffers vallen doordat hij heeft nagelaten de bhv goed te organiseren.
Verzekeringsmaatschappijen: strengere eisen
Een ander argument om de bhv goed te regelen, is de gewijzigde opstelling van verzekeringsmaatschappijen. In 2016 waren er 150 branden in Nederland met een geraamde schade van één miljoen euro of meer. Dat is het hoogste aantal sinds de registratie van deze branden in 1998. De 150 miljoenenbranden zorgden voor een schadelast van naar schatting 470 miljoen euro.
Uit de registratie van de miljoenenbranden in Nederland blijkt dat de schadelast door branden in de afgelopen twintig jaar zes keer hoger uitviel; in 2013 (636,5 miljoen euro), 2014 (495 miljoen euro), en vooral in 2015. In dat jaar brachten 130 miljoenenbranden een recordschade met zich mee van naar schatting 707,5 miljoen euro (bron: de bij het NIVRE aangesloten expertisebureaus en verzekeraars).
Mede daardoor zijn de voorwaarden voor brandverzekeringen voor bedrijven van veel verzekeraars veranderd per 1 januari 2018. Diverse verzekeraars stellen bij het afsluiten van een brandverzekering voortaan een inspectie volgens NTA 8220 als voorwaarde. De NTA
8220 is een nieuwe standaard om de brandveiligheid van elektrische installaties te controleren. Kortsluiting veroorzaakt een aanzienlijk deel van de branden in bedrijfsgebouwen. Regelmatige inspecties zijn dan ook een belangrijk onderwerp in de nieuwe controlemethodiek. Uit eerder onderzoek van verzekeraars bleek dat minder dan de helft van de bedrijven de elektrische installatie regelmatig laat nakijken. Verzekeraars denken dat zulke controles de totale schade als gevolg van branden, met 40 procent kan verminderen.
Een brandverzekeraar kan een bedrijf aansprakelijk stellen voor brandschade als er sprake is van opzet of onzorgvuldig handelen. Hierdoor hoopt het Verbond van Verzekeraars onder-nemers te stimuleren om maatregelen te nemen. Door de bhv goed te organiseren, toont een bedrijf aan serieus om te gaan met brandrisico’s.
Een bedrijfsnoodorganisatie is de fysieke veiligheidsorganisatie van een bedrijf die nodig is om incidenten te bestrijden. Dit zijn alle personen die een taak hebben tijdens een incident.
Voorbeelden van leden van de bedrijfsnoodorganisatie:
- een bhv’er die eerste hulp verleent;
- een receptiemedewerker die de alarmtelefoon beantwoordt;
- een beveiliger die een afdeling ontruimt;
- een teamleider die tijdens een incident als ploegleider een aantal bhv’ers aanstuurt;
- een operator die met onafhankelijke ademlucht de brandweer gidst naar de plaats van het incident;
- een ploegchef die als inzetleider een aantal first responders aanstuurt tijdens een incident;
- een medewerker die lid is van de bedrijfsbrandweer.
De bedrijfsnoodorganisatie kan uit een of meer onderdelen bestaan, afhankelijk van de risico’s van het bedrijf. Een van die onderdelen is de bhv-organisatie.
Elke werkgever heeft een algemene zorgplicht, in de zin dat hij moet zorgen voor de veiligheid en gezondheid van zijn werknemers. De werkgever moet de arbeid, de arbeidsomgeving en de arbeidsmiddelen zó organiseren, dat een werknemer geen schade lijdt tijdens zijn of haar werk (artikel 658 lid 1 boek 7 Burgerlijk Wetboek).
Bhv: onderdeel van zorgplicht
Het organiseren van de bhv maakt deel uit van deze zorgplicht. In het kader van de bhv ben je als werkgever verplicht om doeltreffende (effectieve) maatregelen te treffen op het gebied van:
- eerste hulp bij ongevallen;
- brandbestrijding;
- de evacuatie van werknemers en andere aanwezige personen.
Daarnaast ben je als werkgever verplicht om doeltreffende verbindingen te onderhouden met de professionele hulpverleners (Artikel 3 Arbeidsomstandighedenwet).
RI&E: gevolgen restrisico’s beperken
Het is een kwestie van maatwerk, hoe je als werkgever deze deskundige bijstand organiseert. Het startpunt voor het bepalen van de deskundige bijstand op het gebied van bhv is de risico-inventarisatie en -evaluatie (Artikel 5 Arbeidsomstandighedenwet). Uit de RI&E vloeien zogenaamde ‘restrisico’s’ voort: risico’s die niet te voorkomen zijn. Zoals vallen of struikelen. Ondanks alle getroffen maatregelen kan iemand immers tóch struikelen. De inzet van de bhv is erop gericht om de mogelijke gevolgen van dit soort restrisico’s zo klein mogelijk te houden.
Minimaal één werknemer beschikbaar
Uitgaande van de restrisico’s en de aard en grootte van de activiteiten van een bedrijf, ben je als werkgever verplicht om ten minste één werknemer, en in elk geval voldoende werknemers aan te stellen als bhv’er (Artikel 15 Arbeidsomstandighedenwet). Dit betekent dat er altijd minimaal één medewerker beschikbaar moet zijn voor bedrijfshulpverlening.
Bij het organiseren van de bhv dien je als werkgever ook rekening te houden met ziekte, vakantie en ploegendiensten. De continuïteit van de bhv moet immers gewaarborgd zijn. Ook moet je rekening houden met het aantal aanwezige werknemers en of er sprake is van fysieke of psychische beperkingen. Zo vragen personen die verminderd of niet zelfredzaam zijn, om een andere inzet van de bhv dan een groep werknemers zonder beperkingen.
Belangrijkste taken
De belangrijkste taken van de bhv’er(s) omvatten :
- het verlenen van eerste hulp bij letsels;
- het beperken van de gevolgen van letsels;
- het beperken en het bestrijden van brand;
- het in noodsituaties alarmeren en evacueren van alle werknemers en andere personen in het bedrijf of de inrichting (artikel 15 lid 2 Arbowet).
Bekijk het complete competentieprofiel van de bhv’er
Hulpdiensten
Het alarmeren en samenwerken met de professionele hulpverleners is per 1 januari 2007 vervallen als specifieke taak van de bhv. Als werkgever moet je dit wel hebben geregeld, maar je hoeft deze taak niet per se bij de bhv neer te leggen. Het is in de praktijk vaak wel handig deze taak door de bhv te laten uitvoeren.
Opleiding & oefening
De bedrijfshulpverleners moeten zodanig in aantal zijn, zodanig zijn opgeleid en uitgerust en zodanig zijn georganiseerd, dat zij bovengenoemde taken naar behoren kunnen vervullen (artikel 15 lid 3 Arbowet).
Na de basiscursus moet het opleidingsniveau bovendien op peil worden gehouden.
Dit betekent (afhankelijk van onder meer de complexiteit van de bedrijfsactiviteiten) dat er regelmatig na- of bijscholing van bedrijfshulpverleners zal moeten plaatsvinden. Ook kunnen de vaardigheden op peil worden gehouden door het regelmatig organiseren van oefeningen in het bedrijf.
Lees meer over herhalen en oefenen
Werknemers inlichten
De werkgever is verplicht om de werknemers doeltreffend in te lichten over de manier waarop je de deskundige bijstand op het gebied van bhv hebt ingericht (artikel 8 lid 1 Arbowet). Werknemers moeten onder andere weten:
- wat zij zelf kunnen doen bij een ongeval, brand of ontruiming;
- wat de bhv’er voor hen kan doen;
- hoe zij hulp van de bhv kunnen krijgen.
De werknemer is verplicht mee te werken aan deze voorlichting (artikel 11 Arbowet)
Ja, elke werkgever is verplicht om de bhv te organiseren. In kleine bedrijven kan de werkgever de bhv-taken zelf uitvoeren. Zorg er dan wel voor dat je een tweede bhv’er aanwijst die je bij afwezigheid kan vervangen. Je voldoet dan aan de eis dat er altijd een bhv’er aanwezig moet zijn.
Elke werkgever moet zich laten bijstaan door een of meer werknemers die zijn aangewezen als bedrijfshulpverleners (Arbowet, artikel 15, lid 1). In kleine bedrijven mag hij dat ook zelf zijn. Het is toegestaan om met andere bedrijven samen te werken op het gebied van bhv. Als een bedrijf externe beveiligers wil inzetten voor bhv-taken kan dat, op voorwaarde dat er sprake is van een gezagsverhouding.
In aanvulling op de Arbowet is sinds juni 2015 een nieuw artikel in het Bouwbesluit van kracht dat de hulpverlening bij ontruiming bij brand regelt (artikel 7.11a Bouwbesluit). Dit artikel gaat over de hulpverlening bij brand aan iedereen die zich in een bouwwerk of een gebruiksfunctie bevindt. Dus niet alleen over het evacueren van werknemers, maar ook van bijvoorbeeld patiënten in een ziekenhuis, gedetineerden in een gevangenis, of bezoekers van een discotheek in het geval van brand.
Er moeten voldoende personen aangewezen zijn om de ontruiming bij brand voldoende snel te laten verlopen voor de volgende gebouwen:
- een gebouw met een brandmeldinstallatie (aangestuurd vanuit het Bouwbesluit);
- een gebouw met een gebruiksmelding (als bedoeld in artikel 1.18 Bouwbesluit);
- een bouwwerk met een vergunning voor brandveilig gebruik.
Meerdere opties
Hoe de ontruiming wordt uitgevoerd? Dat is aan de eigenaar of gebruiker van het betreffende gebouw. De eigenaar of gebruiker (meestal de werkgever) kan de oplossing zoeken in bouwkundige, installatietechnische en organisatorische aanpassingen of maatregelen. Zo kan hij deze taak opdragen aan de bhv-organisatie en/of andere medewerkers. Ook kan hij installatie-technische maatregelen (zoals de installatie van sprinklers) of bouwkundige maatregelen (zoals het gebruikmaken van rook- en brandwerende (isolatie)materialen) treffen.
Er mag van worden uitgegaan dat een bhv-organisatie die voldoet aan de eisen uit de Arbowet, ook rekening houdt met de ontruiming van niet-werknemers, zoals publiek en patiënten. Artikel 7.11a zal voor de meeste bouwwerken dan ook niet leiden tot feitelijke veranderingen in de organisatie van de hulpverlening bij brand.
Het is aan de werkgever of hij de aanwezigheid van vaste medewerkers expliciet wil registreren. Als na een ontruiming moet worden bekeken of iedereen buiten is, is er geen aanwezigheidsregistratie om op terug te vallen. In die situatie kan aan de collega’s worden gevraagd of iedereen buiten staat die die dag aanwezig was.
Je kan afspreken dat bezoekers tijdens een ontruiming worden begeleid door degene bij wie ze op bezoek zijn. Voor externen die vast aanwezig zijn, kan je dezelfde regeling gebruiken als voor bezoekers. Degene met wie wordt samengewerkt, bijvoorbeeld de facilitaire afdeling, is verantwoordelijk voor de veiligheid van deze externen.
Per 1 januari 2018 is het ‘Besluit brandveilig gebruik en de basishulpverlening overige plaatsen’ (BGBOP) van kracht. Dit besluit geeft regels over het brandveilig gebruik van voor mensen toegankelijke plaatsen, voor zover dit niet in andere wetgeving is geregeld. Daarnaast bevat dit besluit regels over de basishulpverlening op die plaatsen.
Het BGBOP is vooral gericht op het gebruik van plaatsen in de open lucht én op de constructies die met het oog op het gebruik van die plaatsen daar tijdelijk aanwezig zijn. Veel van de regels in dit besluit gaan over plaatsen waar groepen mensen in georganiseerd verband bij elkaar zijn, zoals openluchtfestivals.
Basishulpverlening
Artikel 4.22 van het BGBOP stelt dat er sprake moet zijn van basishulpverlening. Deze basis-hulpverlening is erop gericht dat incidenten geen of zo weinig mogelijk schadelijke gevolgen hebben voor de aanwezigen. Daartoe kan het nodig zijn eerste hulp te verlenen, de plaats of een deel van de plaats te ontruimen, een bluspoging te ondernemen, de hulpverlenings-diensten te alarmeren, en te zorgen dat zij bij aankomst op de plaats worden opgewacht en doorgeleid naar de plek van het incident.
De organisator moet ervoor zorgen dat het alarmeren van de hulpverleningsdiensten tot stand komt via een deugdelijke verbinding. In de praktijk is een telefoon vaak voldoende. Bij het voorbereiden van een evenement moet wel onderzocht worden welke manier van alarmeren van hulpverleningsdiensten het beste werkt, dus ook of mobiele telefoons op de gehele plaats voldoende bereik hebben en houden.
Ook moet er een ontruimingsplan zijn en dienen er voldoende personen aangewezen en aanwezig zijn om de basishulpverlening te verlenen. Zij moeten ook op de hoogte zijn van het ontruimingsplan. Een ontruimingsplan bevat alle maatregelen die nodig zijn voor een vlotte ontruiming, zodat de risico’s bij een incident zoveel mogelijk worden beperkt. De wet stelt geen specifieke eisen aan de bekwaamheden van deze personen, maar van een verantwoor-delijk organisator mag worden verwacht dat hij ervoor zorgt dat de basishulpverleners op hun taak berekend zijn.
Meldingsplicht
Het BGBOP kent uitsluitend een gebruiksmeldingsplicht en geen gebruiksvergunningplicht. De situaties waarin een meldingsplicht geldt, komen in belangrijke mate overeen met de eisen die nu zijn opgenomen in het Bouwbesluit 2012. Alleen bij een verblijfsruimte wordt in dit be-sluit een groter aantal personen gehanteerd (meer dan 150 personen), omdat aan het gebruik van zo’n ruimte overwegend minder risico’s zijn verbonden dan aan het gebruik van bouw-werken in de zin van het Bouwbesluit 2012.
Een gebruiksmelding is verplicht als er sprake is van:
- een verblijfsruimte op die plaats waarin bedrijfsmatig of in het kader van verzorging nacht-verblijf wordt verschaft aan meer dan tien personen;
- een verblijfsruimte op die plaats waarin verzorging wordt geboden aan:
- meer dan tien personen jonger dan 12 jaar, of
- meer dan tien lichamelijk of verstandelijk gehandicapte personen.
- een verblijfsruimte op die plaats bestemd voor meer dan 150 personen tegelijk;
- toepassing is gegeven aan artikel 1.4 in verband met een in hoofdstuk 3 tot en met gegeven voorschrift.
Een (toekomstige) gebruiker van (delen van) een plaats zal allereerst moeten bekijken of hij een gebruiksvergunningsplicht heeft op basis van het Besluit omgevingsrecht (BOR). Het BOR behandelt het Brandveilig gebruiken van een bouwwerk. De gebruiksvergunningsplicht van het Besluit omgevingsrecht (BOR) is qua procedure en inhoud zwaarder dan de gebruiks-meldingsplicht op basis van dit besluit. Deze gebruiksvergunningsplicht zal slechts in enkele situaties gelden (zie BOR). Op de gebruiker van een plaats die vergunningsplichtig is, kan voor diezelfde plaats niet ook nog een (afzonderlijke) meldingsplicht rusten. Meestal zal de organisator bij het gebruik van (delen van) een plaats kunnen volstaan met een gebruiksmelding op basis van dit besluit. Soms is zelfs een gebruiksmelding niet nodig.
Lees meer over het BGBOP, basishulpverlening en meldingsplicht of Download de whitepaper BHBOP
De afkorting bhv kent vanaf 1 januari 2018 twee betekenissen: bedrijfshulpverlening en basis hulpverlening. Het ‘Besluit brandveilig gebruik en de basishulpverlening overige plaatsen’ (BGBOP) stelt dat een organisator van een evenement of activiteit in de buitenlucht of in een tijdelijk bouwsel (bijvoorbeeld tijdens een festival), ervoor moet zorgen dat er voldoende personen aangewezen en aanwezig zijn om eerste hulp te verlenen, te ontruimen, een beginnende brand te bestrijden, de hulpverleningsdiensten te alarmeren, op te vangen en te informeren. Ook moeten deze personen het ontruimingsplan kennen.
Bij kleine evenementen met weinig risico’s zijn als bedrijfshulpverlener opgeleide mensen een prima oplossing voor de organisator. Zijn er meer risico’s? Dan zal de organisator van het betreffende evenement op maat moeten bekijken wat de hulpverleners moeten kunnen om aan de BGBOP te voldoen.
De minimale leeftijd om bhv’er te kunnen worden is 16 jaar.
Als jongeren op school bhv- vaardigheden aanleren en beoefenen en een erkend bhv-diploma behalen, dan ontwikkelen ze kennis en zelfvertrouwen om in een noodsituatie adequaat op te kunnen treden.
Deze jongeren kunnen hun ervaring en kennis in hun latere carrière gebruiken.
Pas als zij 18 jaar zijn, mogen zij als erkend bhv’er optreden.Wat voor werk mag ik doen als ik 16 of 17 jaar ben? | Rijksoverheid.nl Jeugdigen onder 18 jaar mogen alleen onder toezicht ‘werkzaamheden’ verrichten tijdens hun opleiding tot bhv’er. (artikel 1.37 Arbobesluit) Zie voor informatie deze link: Arbobesluit artikel 1.37 – Deskundig toezicht | Externe bronnen | Arboportaal
Jeugdigen onder 18 jaar mogen niet blootgesteld worden aan gevaar. Zie voor meer informatie deze link:Werkgevers en werknemers kunnen op sectorniveau voor hun eigen sector afspreken met welke maatregelen en middelen zij aan de algemene voorschriften van de arbowetgeving gaan voldoen. De afspraken kunnen ze desgewenst vastleggen in een arbocatalogus. In dit document zijn oplossingen en verbeteringen op het gebied van arbeidsomstandigheden beschreven.
De arbocatalogus gaat vooral uit van risico’s die in de hele sector of branche voorkomen én van risico’s die niet overal voorkomen, maar wel ernstige gevaren opleveren. In de Arbowet is niets vastgelegd over de vorm, inhoud en geldigheidsduur van de arbocatalogus .
Niet verplicht, maar ook niet vrijblijvend
De Nederlandse Arbeidsinspectie toetst de arbocatalogus; pas daarna heeft de catalogus een officiële status. Een arbocatalogus is niet verplicht. Het is een vrijwillige overeenkomst tussen sociale partners (werknemers- en werkgeversorganisaties). Maar áls er een arbocatalogus voor de branche aanwezig is, is deze niet vrijblijvend; de werkgevers die onder de werkingssfeer van die arbocatalogus vallen, zullen deze moeten volgen óf moeten kunnen aantonen dat zij minimaal het vastgelegde beschermingsniveau uit de arbocatalogus realiseren.
Werkgevers die de oplossingen uit een positief getoetste arbocatalogus opvolgen, worden minder streng gecontroleerd. Bij ernstige overtredingen van de Arbowet treedt de inspectie daarentegen hard op. Is er helemaal geen arbocatalogus beschikbaar voor een bepaalde branche? Dan zal de Nederlandse Arbeidsinspectie ervoor kiezen vaker te inspecteren en strenger te controleren.
Op de website www.arboportaal.nl van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid staat een overzicht van getoetste arbocatalogi.
In een arbocatalogus van een branche kan het onderwerp bedrijfshulpverlening opgenomen zijn. De branche geeft dan een specifieke invulling aan de wettelijke eisen over bhv en biedt op die manier maatwerk aan de bedrijven in die sector. Wie met een door de Nederlandse Arbeidsinspectie goedgekeurde arbocatalogus werkt, weet dat hij goed zit en voldoet aan de wettelijke normen en doelvoorschriften voor die onderdelen die in de arbocatalogus staan.
Het kan voorkomen dat er binnen een branche geen arbocatalogus aanwezig is, of dat het thema ‘bhv’ niet is opgenomen in de arbocatalogus. In dat geval zijn er voor de werkgevers binnen die branche geen handvatten en oplossingen ontwikkeld. Als werkgever zul je dan op eigen wijze invulling moeten geven aan de voorschriften uit de arbowetgeving.
In de NIBHV-uitgaven Werkwijzer bedrijfsnoodorganisatie en in het kennisdocument Bewust omgaan met (brand)risico’s zijn handvatten opgenomen om de bhv te bepalen. Op die manier sluit de bhv-organisatie optimaal aan bij de situatie in het bedrijf.
Er is een sterke relatie tussen rookveiligheid en bedrijfshulpverlening (bhv). In geval van brand
kan rookverspreiding een zeer gevaarlijke situatie creëren en bedrijfshulpverleners moeten
daarom goed voorbereid zijn op een dergelijke situatie. Het is belangrijk dat bhv’ers weten hoe ze
moeten handelen bij rookverspreiding, welke risico’s er zijn bij het inademen van (giftige) rook en
hoe snel en veilig ontruimd kan worden. Bhv’ers moeten ook weten hoe ze snel kunnen reageren
om de kans op succesvol blussen te vergroten en rookontwikkeling en -verspreiding te beperken.
Nieuwe inzichten uit rookverspreidingsonderzoek van het Nederlands Instituut Publieke Veiligheid
(NIPV) benadrukken het belang van een goede voorbereiding en opleiding van bhv’ers op het
gebied van rookveiligheid.
Rookverspreiding heeft een grote invloed op de vlucht- en overlevingsmogelijkheden bij brand.
Door rookverspreiding moet er sneller gehandeld worden omdat rookverspreiding zeer snel kan
gaan. Alles valt of staat bij een goede inzet van de bhv die 4 fasen doorloopt :
. alarmering;
. verkenning;
. inzet;
. nazorg.
Uit het rookverspreidingsonderzoek van het Nederlands Instituut Publieke Veiligheid (NIPV) blijkt
dat een brand zich zo snel kan ontwikkelen dat de condities in een ruimte na 2 minuten al zodanig
slecht zijn dat je dat ruimte niet meer veilig kan betreden. Dit is onder andere afhankelijk van het
object dat in brand staat en de omvang van de ruimte. Het is daarom noodzakelijk om zo snel als
mogelijk op de plek van het incident te zijn om na te gaan wat er is gebeurd en een risicoafweging
te maken. Dit vergroot de kans dat de condities zodanig zijn dat optreden door de bhv nog
mogelijk is. Zo worden de vlucht- en overlevingsmogelijkheden vergroot.
Het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl, 2023) stelt in bouwkundige zin strengere eisen aan de
beperking van rookverspreiding in nieuw te bouwen gebouwen.
De rookverspreiding kan beperkt worden door het sluiten van deuren van ruimtes waar rook
vandaan komt tijdens een ontruiming van een gebouw(deel). Het sluiten van de deuren zorgt
ervoor dat er minder of geen rookverspreiding is naar een aangrenzend gedeelte dat nog niet
door de brand wordt bedreigd. Hiermee wordt het potentieel bedreigd gebied en het bedreigd
gebied ‘beheerst’ en neemt het tijdelijk niet in omvang toe.
Het inademen van giftige gassen, rook, hete lucht en/of stoom kan leiden tot een verbranding van
de luchtweg of een vergiftiging via de luchtweg. Inhalatieletsel kan zelfs levensbedreigend zijn. Dit
is in grote mate afhankelijk van de duur van de blootstelling aan de brand, rook, giftige en/of hete
gassen en de concentratie hiervan in de lucht.
Het veilig gebied is het gebied waar geen rook en vlammen te zien, te ruiken, te horen of te
voelen zijn. Dit is een ruimte die geen bedreiging vormt als je erin verblijft.
Het potentieel bedreigd gebied is het gebied dat door rook wordt bedreigd. Vanwege de
onvoorspelbaarheid hoe rook zich ontwikkelt en verplaatst moet je ervan uitgaan dat
rookverspreiding kan plaatsvinden naar boven, onder of naastgelegen ruimtes. Deze ruimtes
vormen samen het potentieel bedreigd gebied. Het is ook mogelijk dat je een brandlucht ruikt,
terwijl er nog geen rook zichtbaar is. Dit is ook potentieel bedreigd gebied.
Het bedreigd gebied is het gebied waar brand en/of rook is. De rook vormt een directe
bedreiging voor iedereen die in deze ruimte aanwezig is.
Een voorwerp dat warm wordt kan rook gaan ontwikkelen, er zijn dan nog geen vlammen
zichtbaar. Er is nog geen sprake van brand, maar wel van aantasting. De rook, die zeer giftig kan
zijn, kan onverwacht en razendsnel geproduceerd worden. Het warm worden kan er uiteindelijk
toe leiden dat het voorwerp daadwerkelijk gaat branden en er (steek)vlammen zichtbaar
zijn. Voorbeelden hiervan zijn: accu’s van een elektrische auto of fiets en batterijen van een laptop
of telefoon.
Er zijn steeds meer oplaadbare lithium-ion of Li-Ion accu’s in onze omgeving, zowel thuis als op
het werk. Denk aan gsm’s, laptops, smartwatches, elektrische fietsen, enzovoorts. Deze
oplaadbare accu’s worden als veilig beschouwd, maar af en toe gaat het wel eens verkeerd en
vliegt een accu in brand. De enige manier om een accu te blussen en te koelen is door de accu
in een bak met water te stoppen. Het gevaar van een accubrand is dat deze heel snel brand en er
ook zeer giftige stoffen vrijkomen.
De gevaren van rook zijn dat rook uit zichtbare en niet zichtbare delen bestaat. Roetdeeltjes in de
rook zijn zichtbaar, rookgassen zijn onzichtbaar. Rook bevat schadelijke stoffen die giftig zijn bij
inademing. Er vallen meer slachtoffers bij brand door het inademen van rook dan door de brand.
Rook bevat op zichzelf weer brandbare gassen en rook zorgt voor de verspreiding van warmte.
Verder neemt het reactie- en oriëntatie vermogen af door het inademen van de rook en het zicht
vermindert door rook.
De brandveiligheidseisen zijn terug te vinden in het Bouwbesluit 2012. De gebruiksfunctie van een gebouw bepaalt welke brandveiligheidseisen worden gesteld. Het Bouwbesluit onder-scheidt verschillende categorieën van gebruiksfuncties:
- woonfunctie;
- bijeenkomstfunctie;
- celfunctie;
- gezondheidszorgfunctie;
- industriefunctie;
- kantoorfunctie;
- logiesfunctie;
- onderwijsfunctie;
- sportfunctie;
- winkelfunctie;
- overige gebruiksfunctie;
- bouwwerk geen gebouw zijnde (zoals een feesttent).
In het Bouwbesluit 2012 wordt per gebruiksfunctie aangegeven aan welke bouwkundige eisen in het kader van brand en aan welke eisen aan het brandveilig gebruik van een gebouw moet worden voldaan. Daarbij gaat het bijvoorbeeld om de verplichting tot het hebben van een brandmeld- en een ontruimingalarminstallatie, voorschriften voor vluchtroute-aanduidingen, zelfsluitende deuren, brandslanghaspels, blustoestellen, droge blusleidingen, en compartimentering.
Nadere voorwaarden
In sommige situaties is het verboden om een gebouw te gebruiken, zonder eerst een gebruiksmelding te hebben gedaan of een omgevingsvergunning brandveilig gebruik (voorheen gebruiksvergunning) te hebben ontvangen. Denk hierbij aan een risicovoller gebruik van een gebouw. In aanvulling op de brandveiligheidseisen vanuit het Bouwbesluit, kunnen hierdoor nadere voorwaarden worden gesteld aan het brandveilig gebruik van het gebouw en de bedrijfshulpverlening.
Meldingsplicht
Een meldingsplicht (zie artikel 1.18 Bouwbesluit 2012) geldt voor:
- gebruik van een gebouw voor kamergewijze verhuur;
- gebruik van een gebouw waar meer dan vijftig personen tegelijk aanwezig zijn;
- gebruik van een gebouw waar een beroep op artikel 1.3 ‘Gelijkwaardigheidsbepaling’ voor voorschriften uit hoofdstuk 6 en 7 van het Bouwbesluit is gedaan.
Via deze gelijkwaardigheid bestaat de mogelijkheid om een gelijkwaardige oplossing te bedenken voor bijvoorbeeld de brandveiligheidseisen.
Omgevingsvergunning brandveilig gebruik
In het Besluit Omgevingsrecht (BOR) staat wanneer een omgevingsvergunning brandveilig gebruik verplicht is (zie artikel 2.2 Besluit Omgevingsrecht). Gebruikers die een omgevings vergunning brandveilig gebruik nodig hebben zijn:
- een dagverblijf voor meer dan tien kinderen (jonger dan 12 jaar), zoals een basisschool en een kinderdagverblijf;
- een dagverblijf voor meer dan tien kinderen met een lichamelijke en/of verstandelijke beperking (ongeacht leeftijd);
- een nachtverblijf voor meer dan tien personen, zoals een hotel, een ziekenhuis en een verpleeghuis.
De bhv moet aansluiten bij de bouwtechnische situatie en brandveiligheidsvoorzieningen van het bedrijf. Het verloop van een incident kan worden beïnvloed door de samenhang tussen de bouwkundige en de (installatie)technische voorzieningen in het kader van brand en de bhv-organisatie.
Een organisatie kan volstaan met een kleinere bhv-organisatie voor brandbestrijding wanneer er bijvoorbeeld een sprinklerinstallatie aanwezig is.
Kennisdocument brandveiligheid
Om optimaal aan te sluiten bij de situatie in het bedrijf heeft NIBHV het kennisdocument Bewust omgaan met (brand)risico’s opgesteld. Hierin is een methode opgenomen om de brandveiligheid in het bedrijf te analyseren en om (in combinatie met de scenario’s die in het bedrijf kunnen voorkomen) de bhv-organisatie te bepalen.
Het bepalen van de bhv-organisatie begint met het inventariseren van de brandrisico’s. Om dit te kunnen bepalen moet in kaart worden gebracht hoe de gebouwkenmerken, de aanwezige installaties en de aanwezige personen in samenhang de brandveiligheid beïnvloeden. Op basis hiervan, kan worden bepaald welke brandscenario’s kunnen optreden en welke bhv-organisatie nodig is.
Specifieke brandveiligheidsanalyse (SBA-bhv)
Dit kan systematisch in kaart worden gebracht met een specifieke brandveiligheidsanalyse (SBA-bhv). Deze analysemethode geeft inzicht in de brandbeveiliging van een gebouw (bouwkundig, installatietechnisch en organisatorisch) en de mogelijkheden van interventie door de bhv-organisatie en brandweer.
Kennisdocument brandveiligheid
In het NIBHV-kennisdocument Bewust omgaan met (brand)risico’s is een methode opgenomen om de brandveiligheid in het bedrijf te analyseren en om (in combinatie met de scenario’s die in het bedrijf kunnen voorkomen) de bhv-organisatie te bepalen.
Bedrijven en inrichtingen die volgens het Bouwbesluit een brandmeldinstallatie moeten hebben, moeten óók een ontruimingsalarminstallatie en een ontruimingsplan hebben (artikel 6.23). Het ontruimingsplan bevat de gemaakte afspraken over de te nemen maatregelen bij een ontruiming. Verder moeten deze bedrijven ook de hulp bij ontruimen bij brand hebben geregeld.
In de toelichting op het Bouwbesluit is het doel van alle brandveiligheidsvoorzieningen omschreven, namelijk het voorkomen van slachtoffers (gewonden en doden) en het voorkomen van branduitbreiding naar een ander perceel. Daarnaast beschrijft het Bouwbesluit een aantal uitgangspunten voor deze brandveiligheidsvoorzieningen. Eén daarvan is dat binnen 15 minuten ná alarmering de door brand bedreigde personen zonder hulp van de brandweer kunnen vluchten. De beschikbare tijd om een gebouw te ontruimen is hierdoor over het algemeen 15 minuten.
De bhv-verplichting uit de Arbowet is een verplichting die voor werkgevers geldt. Dus als de onderhuurder een andere werkgever is dan de verhuurder, dan is de onderhuurder zelf verantwoordelijk voor de bhv in zijn organisatie. Samenwerken kan natuurlijk wel net zoals in een bedrijfsverzamelgebouw.
Er is sprake van een bedrijfsverzamelgebouw (artikel 19 Arbowet), als een bedrijf gevestigd is in een pand of inrichting met andere bedrijven. De werkgever is dan verplicht om samen te werken met die andere bedrijven. Ook bedrijven die vlakbij elkaar liggen, mogen samenwerken op het gebied van bhv. Het kan ook zijn dat verschillende bedrijven op één locatie met elkaar samenwerken. Dat geldt bijvoorbeeld voor winkeliers in een winkelcentrum of werkgevers op een bedrijventerrein.
Een bijkomend voordeel van samenwerken is dat bedrijven elkaar kunnen bijstaan bij een incident. Ook kan de samenwerking leiden tot kostenverlagingen, door het gezamenlijk inkopen en beheren van bhv-cursussen en bhv-middelen. En verder kunnen de samenwerkende bedrijven onderling afspraken te maken over vervanging bij afwezigheid van de bhv’er.
Leg afspraken schriftelijk vast
Alle afspraken over de samenwerking van de bhv moeten schriftelijk worden vastgelegd (Arbowet, artikel 19 verschillende werkgevers). Het uitgangspunt moet altijd zijn dat de bhv’ers binnen enkele minuten in actie kunnen komen. Ook mag een werkgever de bhv nooit volledig uitbesteden; hij blijft verantwoordelijk voor de eigen bhv, ook als het bedrijf is gevestigd in een gebouw waarin meer bedrijven zitten. Elke werkgever zal dan ook minimaal een van zijn eigen werknemers moeten aanwijzen als bhv’er.
We hebben alle aandachtspunten bij samenwerking bedrijfshulpverlening verzameld in een handig hulpmiddel. Je kunt deze hier downloaden.
Sommige werknemers werken in het eigen bedrijf, maar doen dat alleen of in kleine groepen op tijden dat de bhv’er niet aanwezig is. Het gaat dan om monteurs of schoonmakers die buiten de reguliere bedrijfstijden werken, maar bijvoorbeeld ook om werknemers die overwerken. Andere werknemers werken niet in het eigen bedrijf, maar verrichten alleen of met enkele andere collega’s extern werk. Dan gaat het bijvoorbeeld om koeriers of bos- en landarbeiders. Ook kan extern werk worden verricht bij derden, bij een particulier of bij een ander bedrijf. Dit is bijvoorbeeld het geval in de thuiszorg, bij storingsdiensten of in de zakelijke dienstverlening.
In alle gevallen geldt dat de werkgever ook bhv-verplichtingen houdt voor de alleen- of duowerkers. Ook moet hij ervoor zorgen dat elke werknemer zo goed mogelijk zorg kan dragen voor zijn of haar veiligheid. Dat doet de werkgever door afspraken te maken en ervoor te zorgen dat alleen- of duowerkers daarvoor voldoende opleiding of instructie gekregen hebben. Deze afspraken, opleiding en instructie moeten ook schriftelijk zijn vastgelegd.
Verrichten alleen- of duowerkers arbeid bij een andere werkgever? Dan worden ze beschouwd als bezoekers. Deze werkgever zal daar rekening mee moeten houden bij de organisatie van de bhv van zijn bedrijf.
Bekijk alle aandachtspunten voor bhv bij alleenwerk en duowerk
Sinds 1 januari 2007 is de Arbowet in beginsel niet meer van toepassing op vrijwilligers. Alleen als er ernstige risico’s aanwezig zijn, blijven de arbovoorschriften wel van toepassing. En voor vrijwilligers die behoren tot de omschreven kwetsbare groepen (jongeren onder de 18 jaar, zwangere vrijwilligers en vrouwen die borstvoeding geven) blijven enkele aanvullende voorschriften gelden.
Daarnaast blijven vrijwilligersorganisaties op basis van hun zorgplicht verantwoordelijk en aansprakelijk voor veilige en gezonde werkomstandigheden voor hun vrijwilligers. In het Burgerlijk Wetboek (artikel 7:658) staat beschreven dat de werkgever aansprakelijk is als hij toereken-baar tekortschiet in de zorgverplichting. Omdat er geen sprake hoeft te zijn van een arbeids-overeenkomst, vallen ook stagiaires en vrijwilligers onder dit artikel.
Wat is de definitie van een vrijwilliger?
De Arbowet sluit aan bij definitie van vrijwilliger die de Belastingdienst hanteert: een vrijwilliger is een persoon die niet beroepshalve en op vrijwillige basis werkzaamheden verricht voor een organisatie of instelling die niet is onderworpen aan de vennootschapsbelasting of voor een sportorganisatie, zonder dat hij daarvoor een reële arbeidsbeloning ontvangt.
Als (bijvoorbeeld) een kerk een aansprakelijkheidsverzekering heeft, kan de kerk contact opnemen met de verzekering om te verifiëren of de bhv onder aansprakelijkheidsverzekering van de kerk valt. Als dat zo is, dan kan je een verklaring opstellen dat schade door bhv’ers valt onder (de organisatie) van de kerk.
Anders kan je altijd nog beroepen op de verplichting op grond van het wetboek van strafrecht (artikel 450, nalaten hulp te verlenen). Alle burgers in Nederland zijn strafbaar als ze iemand in ogenblikkelijk levensgevaar niet te hulp schieten of als je nalaat iemand te waarschuwen. Iemand bevindt zich in een hulpeloze toestand wanneer er gevaar bestaat voor het leven of gezondheid van het slachtoffer. Dat terwijl deze persoon zichzelf niet kan redden.
Je bent alleen strafbaar als je nalaat te helpen, terwijl je dit had kunnen doen zonder jezelf of anderen daarmee in gevaar te brengen. Mocht er aan het bieden van hulp wel gevaar hebben bestaan, dan ben je niet strafbaar.
In het algemeen komt dit erop neer dat vrijwilligers veilige toegang tot de werkplek hebben en deze, ook in geval van nood, veilig kunnen verlaten. Ook moet de werkplek zodanig zijn ingericht dat er veilig gewerkt kan worden. En verder moeten er voorlichting en veiligheids-instructies worden gegeven voor een veilig gebruik van materiaal en werktuigen. Hieronder valt ook de aanwezigheid van persoonlijke beschermingsmiddelen, zoals veiligheidsbrillen en beschermende kleding.
Om geen onnodige risico’s te lopen, is het verder belangrijk om ook de duur van het vrijwilligerswerk in de gaten te houden. Vrijwilligers die immers lange tijd achter elkaar voor de organisatie in touw zijn, kunnen steken laten vallen waardoor zij de veiligheid in gevaar kunnen brengen. Wees hier alert op en spreek mensen er ook op aan.
Extra bescherming voor kwetsbare groepen
De wetgever heeft verder bepaald dat kwetsbare groepen in het vrijwilligerswerk extra bescherming krijgen door een aantal aanvullende voorschriften uit de Arbowet. Het gaat hier om jongeren onder de 18 jaar, zwangere vrijwilligers, en vrouwen die borstvoeding geven. Deze groepen moeten extra aandacht krijgen binnen organisaties als het gaat om veiligheids-instructies, aanpassing van de werkplek, fysieke belasting, de mate en duur van blootstelling aan gevaarlijke stoffen en biologische agentia, en andere specifieke gevaren en behoeften van deze groepen.
Hulp bij ontruimen bij brand
In een gebouw met een verplichte brandmeldinstallatie, in een bouwwerk met een vergunning voor brandveilig gebruik en in een bouwwerk waarvoor een gebruiksmelding moet worden gedaan, moet een vrijwilligersorganisatie ervoor zorgen dat er voldoende personen zijn aangewezen om de ontruiming bij brand voldoende snel te laten verlopen. Dit kan praktisch worden ingevuld, rekening houdend met het daadwerkelijk gebruik van het bouwwerk en de redzaamheid van de personen die daar normaal gesproken aanwezig zijn. Er hoeft in dit soort bouwwerk dus geen hulpverlening te worden ingericht zoals bij bouwwerken waarin arbeid wordt verricht en waarbinnen de organisatie van bhv op grond van de Arbowet verplicht is.
Activiteiten met grote groepen aanwezigen
Een vrijwilligersorganisatie die evenementen organiseert met grote groepen bezoekers is verantwoordelijk voor de veiligheid van deze bezoekers. Bij ongevallen of calamiteiten moet er adequaat gehandeld worden. Ook moeten er mensen aanwezig zijn die eerste hulp kunnen verlenen.
Als de activiteiten plaatsvinden op overige plaatsen (bijvoorbeeld in de open lucht, in party-tenten en andere tijdelijke bouwsels) is het ‘Besluit brandveilig gebruik en de basishulpverlening overige plaatsen’ (BGBOP) van kracht. Bij meer dan 150 personen geldt een meldingsplicht en moet de organisator de basishulpverlening organiseren.#B-10
Zie voor meer informatie de vraag ‘Hoe moet ik de bhv regelen bij een evenement of een activiteit in een tijdelijk bouwsel?’
Een zzp’er (een zelfstandige zonder personeel) heeft geen medewerkers in dienst en is hierdoor in de zin van de Arbowet geen werkgever. Een zzp’er is dus niet bhv-plichtig. Wél is de zzp’er verantwoordelijk voor zijn eigen veiligheid.
Hoewel een zzp’er niet officieel in dienst is bij een bedrijf, kan het voorkomen dat hij door de Nederlandse Arbeidsinspectie als werknemer wordt gezien. Dat geldt als hij ‘onder gezag’ werkt. In dat geval is alle Arbowet- en regelgeving van toepassing. Als een zzp’er onder gezag van bijvoorbeeld een aannemer werkt, is de aannemer verantwoordelijk voor het organiseren van bhv voor de zzp’er.
Naast de bhv-verplichting is per 1 januari 2018 de ministeriële regeling geldig die uitvoering geeft aan de wet Innovatie en Kwaliteit Kinderopvang (wet IKK). De wet IKK eist dat er in de kinderopvang en peuterspeelzalen altijd minimaal één volwassene aanwezig is met een geldig en geregistreerd certificaat voor het verlenen van eerste hulp aan kinderen.
Het NIBHV-certificaat ‘Eerste hulp bij werken met kinderen’ is door het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid opgenomen in de lijst van erkende certificaten.
Lees meer over wetgeving omtrent eerste hulp bij werken met kinderen
Ja, de Nederlandse Arbeidsinspectie kan controleren of je als werkgever de verplichtingen uit de Arbowet op de juiste manier uitvoert. Als basis voor de controle op bhv gebruikt de Nederlandse Arbeidsinspectie de Arbowet, de arbocatalogus en de BasisinspectieModule (BIM) bhv (zie belangrijke websites). In deze BIM zijn de inspectiepunten voor de controle opgenomen.
In een reeks branchebrochures genaamd ‘Arbeidsrisico’s in de…’ (zie belangrijke websites) licht de Nederlandse Arbeidsinpectie de belangrijkste risico’s binnen een branche toe. Ook de regels waaraan je als werkgever moet voldoen en de wijze waarop de Nederlandse Arbeidsinspectie daarop inspecteert, zijn in deze brochures opgenomen.
De Nederlandse Arbeidsinspectie houdt jaarlijks een aantal speciale inspecties in bepaalde branches. Daarbij wordt onder meer gekeken naar branchespecifieke problemen. In jaarplanningen maakt de Nederlandse Arbeidsinspectie deze branches bekend.
In de Basisinspectiemodule (BIM) bhv is het kader beschreven waarbinnen de Nederlandse Arbeidsinspectie de controles uitvoert. Het uitgangspunt is dat bhv ‘Zorg op Maat’ is. Daarbij is de organisatie van de bhv gebaseerd op twee belangrijke pijlers: de Risico- Inventarisatie en Evaluatie (RI&E) en, indien relevant, de omgevingsvergunning brandveilig gebruik.
Beoordelingsvragen
De beoordelingskaders worden aangereikt in de vorm van (hulp)vragen en richt zich onder meer op de volgende onderdelen:
- Is de bhv-organisatie zodanig ingericht zoals in de wet en in de stand der techniek is vastgelegd?
- Is in de RI&E een inventarisatie van de (rest)risico’s terug te vinden?
- Heeft de onderneming vervolgens een evaluatie gemaakt waaruit duidelijk is geworden met welke scenario’s rekening gehouden moet worden?
- Is er een voldoende uitgewerkt bhv-plan? o Zijn de maatgevende factoren bekend?
- Is er een verdeling gemaakt van bhv-taken?
- Is het aantal bhv’ers gebaseerd op de restrisico’s uit de RI&E, de maatgevende factoren en de eisen uit de gebruiksvergunning? o Wordt het bhv-plan, zo nodig, periodiek getoetst op actualiteit?
- Is wat op ‘papier’ staat daadwerkelijk geïmplementeerd?
- Is op elk moment bekend welke bhv’ers aanwezig zijn en waar die zijn? o Zijn de bhv’ers opgeleid?
- Is in de opleiding aandacht besteed aan de specifieke problematiek? o Wordt er geoefend?
- Wordt het ontruimingsplan geoefend? Zijn de inhoud en de resultaten van de oefeningen vastgelegd en geëvalueerd?
- Zijn de werknemers voldoende op de hoogte van de te nemen maatregelen bij calamiteiten en incidenten?
Restrisico’s
De risico-inventarisatie en -evaluatie (RI&E) is een hulpmiddel om de arbeidsrisico’s in een bedrijf in kaart te brengen. Als werkgever dien je die risico’s vervolgens door middel van maatregelen en voorzieningen te voorkomen. Er blijven echter altijd restrisico’s over die niet te voorkomen zijn, zoals een ongeval of een brand. De werkgever dient deze restrisico’s af te dekken met de bhv.
Maatgevende factoren
Bij het bepalen van de juiste inrichting van de bhv-organisatie spelen, naast deze restrisico’s, ook de zogenoemde maatgevende factoren een rol. Voorbeelden van deze factoren zijn: de aard, grootte en complexiteit van het gebouw, het aantal aanwezigen en de mate van zelfredzaamheid van deze aanwezigen, de beschikbaarheid en opkomsttijd van de professionele hulpverleners, en de externe risico’s.
Incidentscenario’s
De restrisico’s en de maatgevende factoren kunnen vervolgens worden vertaald in zogenoemde incidentscenario’s die in een bedrijf kunnen voorkomen. Daaruit kan vervolgens het aantal benodigde bhv’ers worden afgeleid.
First responders
Dé centrale vraag bij elk incident is of er voldoende bhv’ers zijn om het incident op een effectieve manier te bestrijden of te beperken. Voor bedrijven met een specifiek restrisico (bijvoorbeeld het werken met gevaarlijke stoffen) geldt aanvullende wet- en regelgeving voor de bhv. De bhv moet hierop afgestemd zijn (zowel in aard als in omvang).
In bedrijven met een verhoogd risico kan een first responders bedrijfsnoodorganisatie nodig zijn. Net als ‘gewone’ bhv’ers zijn first responders medewerkers met een specifieke aanvullende taak in het geval van een calamiteit. Ze zijn specifiek opgeleid en getraind om op te treden bij bedrijfsspecifieke risico’s en de incidentscenario’s die daaruit voortvloeien. Een first responder heeft taken waarvoor een bhv’er niet is opgeleid, die om een andere opleiding vragen, en waarvoor structureel geoefend moet worden aan de hand van incidentscenario’s.
Hoe je in 6 stappen tot een effectieve bhv- of bedrijfsnoodorganisatie komt
Aan de hand van de restrisico’s en de maatgevende factoren moeten er in een bedrijf één of meer werknemers worden aangesteld als bhv’er. Als er gewerkt wordt, moet er altijd minimaal één medewerker beschikbaar zijn voor de bhv.
De restrisico’s en de maatgevende factoren kunnen worden vertaald in scenario’s. Het aantal bhv’ers wordt afgeleid van de verschillende incidenten (incidentscenario’s) die bij het bedrijf kunnen voorkomen en het optreden van de bhv daarbij. De centrale vraag bij elk incident is of er voldoende bhv’ers zijn om het incident op een effectieve manier te bestrijden of te beperken.
Ondanks alle getroffen maatregelen is er ook een categorie risico’s die altijd kan optreden. Dit zijn de zogenoemde restrisico’s: risico’s die je niet kunt voorkomen met reguliere risico-beperkende maatregelen. Een voorbeeld: een gladde vloer kan worden vervangen door een stroeve vloer, maar een werknemer kan altijd nog struikelen en hierdoor letsel oplopen.
Struikelen is in dit voorbeeld een restrisico. De bhv moet zich voorbereiden op de mogelijke gevolgen van het struikelen, bijvoorbeeld een verstuiking of een beenbreuk. De bhv is er immers om de gevolgen van de restrisico’s te beheersen.
Algemene en specifieke restrisico’s
De restrisico’s in een bedrijf zijn onder te verdelen in ‘algemene’ en ‘specifieke’ restrisico’s.
- Algemene restrisico’s kunnen zich in elk bedrijf voordoen. Denk hierbij aan vallen en strui-kelen, met als gevolg een verstuiking of een botbreuk. Of een brand en gaslekkage, met als gevolg dat er moet worden ontruimd.
- Specifieke restrisico’s vloeien voort uit de aard van de werkzaamheden, de omgeving en het pand zelf. Denk hierbij aan het werken op hoogte en het werken met gevaarlijke stoffen. Informatie over specifieke restrisico’s is onder meer te vinden in de ongevallenregistratie van het bedrijf, in brancheonderzoeken, bij het Centraal Bureau voor de Statistiek en in de rapportages van de Nationale Enquête Arbeidsomstandigheden.
Bij het bepalen van de inrichting van de bedrijfsnoodorganisatie zijn, naast de restrisico’s, ook de maatgevende factoren van belang. Deze maatgevende factoren vormen de input voor het bepalen van de incidentscenario’s en van de bedrijfsnoodorganisatie.
De maatgevende factoren op een rij:
- De aard, grootte en complexiteit van het gebouw
Een groot, complex en/of oud gebouw met meerdere verdiepingen brengt meer risico’s met zich mee dan een klein, eenvoudig, nieuw en brandveilig laagbouwpand. De bhv dient rekening te houden met het aantal verdiepingen en de brandveiligheid van het gebouw.
- Het aantal aanwezigen
De bhv moet niet alleen rekening houden met de eigen werknemers en werknemers van andere werkgevers, maar ook met de aanwezige bezoekers, zoals klanten, patiënten en scholieren. Dit is vooral van belang in verband met een ontruiming, bijvoorbeeld bij brand- of bommeldingen.
- De mate van zelfredzaamheid
Als er personen aanwezig zijn die zichzelf bij een incident moeilijk kunnen redden, heeft dat gevolgen voor het aantal bhv’ers dat nodig is. Denk hierbij aan bedgebonden patiënten, mindervaliden en kleine kinderen of personen met een verstandelijke beperking.
- Beschikbaarheid en opkomsttijd van de professionele hulpverleners
Het gaat hier vooral om de bereikbaarheid van het bedrijf voor hulpverleners. Is het bedrijf slecht bereikbaar? Dan zijn er wellicht meer bhv’ers nodig om de tijd te overbruggen totdat de hulpverleners zijn gearriveerd.
- Externe risico’s
Denk hierbij aan situaties in de omgeving van het bedrijf met aanzienlijke risico’s waarbij externe incidenten een risico kunnen vormen voor het eigen bedrijf. Bijvoorbeeld vervoer of opslag van gevaarlijke stoffen.
Een scenario is een beschrijving van een mogelijk incident dat in het bedrijf kan plaatsvinden (zoals een ongeval of brand) en het optreden van de hulpverlening om de gevolgen van het incident te bestrijden of te beperken. Door het verloop van een incident en het daarbij behorende optreden te beschrijven, kun je de juiste inrichting van de bhv-organisatie en/of de bedrijfsnoodorganisatie bepalen.
De gevolgen van de restrisico’s kunnen vertaald worden naar scenario’s. Deze scenario’s moeten realistisch en beheersbaar zijn. Hiernaast kunnen verschillende soorten scenario’s onder één algemener scenario worden samengevoegd, waardoor een bedrijf niet oneindig veel scenario’s heeft.
Een aantal scenario’s kan in élk bedrijf voorkomen:
- een ongeval waarbij de bhv eerste hulp kan verlenen (zoals het verzorgen van een snij-wond);
- een ongeval waarbij het slachtoffer moet worden begeleid naar een arts of waarbij een arts geraadpleegd moet worden (bijvoorbeeld een snijwond in het gezicht of aan de handen, oogletsel);
- een ongeval waarbij de inzet van een ambulance nodig is, zonder spoed (bijvoorbeeld een gebroken been);
- een spoedeisend ongeval waarbij de inzet van een ambulance nodig is (bijvoorbeeld een slachtoffer met meerdere letsels);
- een spoedeisend ongeval met meerdere slachtoffers waarbij de inzet van een ambulance nodig is (bijvoorbeeld een slachtoffer met meerdere letsels en een slachtoffer met een hartstilstand);
- een brandje dat door de bhv kan worden geblust (inzet brandweer zonder spoed);
- een brand die inzet van de brandweer vraagt;
- een ontruiming (bijvoorbeeld door brand, gaslekkage of bommelding).
Deze lijst dient aangevuld te worden met scenario’s die specifiek zijn voor het bedrijf. Een voorbeeld is een ongeval met gevaarlijke stoffen waarbij de spoedeisende inzet van ambulance of brandweer nodig is. De lijst met scenario’s zal per bedrijf verschillen.
Door het verloop van de scenario’s en de daarbij behorende hulpverlening te beschrijven, kan worden bepaald hoe de bhv moet worden georganiseerd. Om een goed beeld te kunnen scheppen van wat er aanwezig is in het gebouw en hoe de bhv hierop kan inspelen, moeten de volgende zaken meegenomen worden in deze omschrijving:
- de maatgevende factoren;
- de brandveiligheid van het gebouw;
- de responstijden van de bhv’ers;
- de tijd die nodig is om (een deel van) het gebouw te ontruimen.
De beschrijving van de scenario’s moet uiteindelijk antwoord geven op de volgende vragen;
- Wat is het aantal benodigde bhv’ers en wat zijn hun taken en specialisaties?
- Zijn er bhv’ers nodig die de inzet aansturen/coördineren (ploegleiders)?
- Welke voorzieningen zijn nodig om de bhv-taken te kunnen uitvoeren, zoals eerste-hulpmaterialen, blusmiddelen, persoonlijke beschermingsmiddelen en communicatiemiddelen?
- Welke procedures moeten worden opgesteld voor alarmering, ontruiming, brandbestrijding en het verlenen van eerste hulp?
- Welke vaardigheden en kennis hebben de bhv’ers nodig om de taken, specialisaties en procedures uit te kunnen voeren en om te kunnen gaan met de voorzieningen?
- Wat is de benodigde instructie en voorlichting aan werknemers en bezoekers in het bedrijf?
Naast deze maatgevende factoren zijn er nog een aantal zaken waar een bedrijf rekening mee moet houden bij het aantal aan te stellen bhv’ers, bijvoorbeeld ziekte, vakanties en ploegen-diensten.
Tot 2007 bevatte de arbowetgeving de eis dat bhv’ers binnen drie minuten na de melding van een incident hulpverlening moesten bieden. In de Arbowet 2007 is deze eis geschrapt en is het bepalen van de responstijden van de bhv maatwerk. De responstijden dien je te baseren op de ontwikkeling van de scenario’s in de tijd. De doelstellingen van jouw organisatie zijn hierbij uiteraard een belangrijke bepalende factor.
In het NIBHV-kennisdocument Bewust omgaan met (brand)risico’s worden in algemene zin wel responstijden benoemd die je als richtlijn kan gebruiken.
Er moeten voldoende bhv’ers aangewezen en opgeleid worden. Zodanig dat, rekening houdend met ziekte, vakanties en ploegendiensten, er op elk moment voldoende hulpverleners binnen het bedrijf aanwezig zijn.
Om de aanwezigheid van bhv’ers te borgen, integreren steeds meer werkgevers de bhv-taken in de reguliere taak en nemen ze deze op in het functieprofiel. Werkgevers kiezen dan vaak voor functies die elke dag vervuld worden, zodat de bhv ook dagelijks geborgd is. Een voorbeeld van zo’n functie is een receptionist van een bedrijf. Door bhv op te nemen in het functieprofiel van de receptionist, is de bhv altijd geborgd.
Bij een bedrijf dat veel derden (bezoekers/klanten/cliënten) binnen heeft, zal vooral het ontruimen een belangrijk aandachtspunt zijn. Er zijn in dit soort situaties vaak meer derden dan werknemers aanwezig in het gebouw. Denk hierbij aan een bioscoop, winkel, school, zorginstelling of ziekenhuis.
Als deze derden ook nog verminderd of zelfs niet-zelfredzaam zijn, is de ontruimingstaak van de bhv-organisatie nog zwaarder.
In deze gevallen kan een werkgever ervoor kiezen om meer werknemers aan te stellen met de taak ontruimen. Docenten van scholen worden bijvoorbeeld vaak allemaal aangewezen als ontruimer. Ditzelfde kan gelden voor alle medewerkers in een ziekenhuis.
Wettelijk gezien zijn er drie bhv-taken:
- het verlenen van eerste hulp bij ongevallen;
- het beperken en bestrijden van brand en het beperken van de gevolgen van ongevallen;
- het alarmeren en evacueren van alle werknemers en andere personen in het bedrijf.
De werkgever mag zelf bepalen hoe deze taken verdeeld worden. In kleine bedrijven worden bhv’ers vaak allround opgeleid: zij kunnen alle bovenstaande taken vervullen. Grotere bedrijven zullen wellicht eerder kiezen voor een bepaalde taakverdeling. Deze keuze ligt geheel bij de werkgever en werknemers. Het kan soms noodzakelijk zijn om alle personeelsleden op te leiden of te instrueren als bhv-ontruimer, zoals in ziekenhuizen, verzorgingshuizen, kinder opvangcentra en scholen.
Bekijk het competentieprofiel van de bhv’er
Ploegleider/coördinator
Als blijkt dat de bhv’ers aansturing nodig hebben tijdens incidenten, kun je als werkgever een ploegleider aanstellen. Deze ploegleider geeft leiding aan de bhv-inzet.
De werkgever kan ook een coördinator of hoofd bhv aanstellen. Deze persoon houdt zich bezig met de beleidsmatige kant van de bhv; hij geeft uitvoering aan de bhv-taken die wettelijk aan de werkgever zijn opgedragen, zoals:
- het opzetten en beheren van de bhv-organisatie;
- het zorgen voor opleiding en oefening van de bedrijfshulpverleners;
- het communiceren met werkgever en medewerkers en met externen zoals de professionele hulpverleners.
Sommige bedrijven en organisaties combineren de functie van coördinator met die van ploegleider.
Bekijk het competentieprofiel van de ploegleider of bekijk het competentieprofiel van de coördinator/hoofd bhv
Het alarmeren en samenwerken met professionele hulpverleners is per 1 januari 2007 vervallen als specifieke bhv-taak. Als werkgever moet je dit wel hebben geregeld (artikel 3 lid 1e Arbowet), maar je hoeft deze taak niet bij de bhv neer te leggen. Het is in de praktijk vaak wel handig deze taak door de bhv te laten uitvoeren.
LET OP! Als uit de RI&E blijkt dat er gevaarlijke stoffen aanwezig zijn, moet je als werkgever aanvullende maatregelen treffen en moet het alarmeren en samenwerken met professionele hulpverleners wél door de bhv worden uitgevoerd (artikel 4.7 Arbeidsomstandighedenbesluit). De bhv moet dan snel en effectief ter plaatse kunnen optreden en zo nodig direct professionele hulpverleners inschakelen. Het is belangrijk om afspraken met de professionele hulpverleners te maken over de wijze waarop zij moeten worden gewaarschuwd en kunnen worden bijgestaan en over de gegevens waarover zij moeten kunnen beschikken.
Bhv’ers moeten beschikken over een zodanige opleiding en uitrusting, moeten zodanig in aantal zijn en moeten zodanig georganiseerd zijn, dat zij de bhv-taken naar behoren kunnen vervullen (artikel 15, Arbowet).
Een bhv’er moet dus een cursus volgen die past bij de restrisico’s en de daaruit voorvloeiende scenario’s in het bedrijf. Een aantal restrisico’s zijn voor alle bedrijven relevant, omdat die over-al kunnen voorkomen. Denk aan ongevallen die niet zijn te voorkomen, zoals brand, ontruiming door brand of een gaslek.
Bijzondere restrisico’s
Heeft een bedrijf te maken met bijzondere restrisico’s? Zoals het werken met gevaarlijke machines, met gevaarlijke stoffen, in besloten ruimten, of met overdruk?
Dan kan een aanvullende cursus nodig zijn voor een of meerdere bhv’ers. Zie bijvoorbeeld de first responder bedrijfsnoodorganisatie-cursussen.
Drie wettelijke taken
Er zijn drie wettelijke bhv-taken:
- het verlenen van eerste hulp bij ongevallen;
- het beperken en bestrijden van brand en het beperken van de gevolgen van ongevallen;
- het alarmeren en evacueren van alle werknemers en andere personen in het bedrijf.
De werkgever mag zelf bepalen hoe je deze taken verdeeld worden; je kunt alle drie de taken neerleggen bij één persoon, maar je kunt ze ook verdelen over verschillende personen. Uitgangspunt is dat de opleiding van de bhv’er aansluit bij deze bhv-taakverdeling.
De kennis en vaardigheden van de bhv’er blijven op peil door het regelmatig volgen van na- en bijscholingen en het regelmatig deelnemen aan oefeningen.
Om in noodsituaties adequaat te kunnen opereren, is het nodig dat de competenties van de bhv’ers op peil blijven. Dit betekent dat er regelmatig bijscholing van bhv’ers zal moeten plaatsvinden. De Nederlandse Arbeidsinspectie stelt dat bhv’ers ieder jaar bijscholing moeten krijgen. Is de bhv in jouw bedrijf niet in orde? Dan kan de Inspectie maatregelen nemen. Als werkgever kun je zelfs een boete krijgen.
Voor bhv-taken geldt dat bhv’ers doorgaans geen routine opbouwen in de uitvoering van hun taken, omdat zij de bhv-taken niet dagelijks uitvoeren. Hiervoor geldt: ‘Iets wat je niet vaak doet, doe je vaak niet goed’. Aangezien het bij een incident om levensbedreigende situaties kan gaan (bijvoorbeeld een reanimatie of een brand), zijn regelmatige herhaling en oefening van groot belang.
Tijdens een bhv-oefening kunnen gebreken in de bhv-organisatie naar voren komen. Een ander belangrijk doel van oefenen is het op peil houden van de vaardigheden van de bhv’ers en van het overige personeel. Naast het oefenen van de ontruimingsprocedures, zullen de bhv’ers ook de vaardigheden op het gebied van eerste hulp en brandbestrijding regelmatig moeten oefenen om in noodsituaties adequaat te kunnen handelen.
Oefenen heeft nog een aantal andere voordelen:
- bhv’ers raken zo nog beter vertrouwd met hun bhv-taken;
- bhv-materialen worden gecontroleerd;
- bhv’ers merken hoe de aanwezige personen op een incident reageren;
- collega’s weten wat te doen bij een incident.
De bhv’er moet regelmatig bijscholing krijgen en oefenen zodat de kennis en vaardigheden op peil blijven. De overheid raadt aan minimaal 1 keer per jaar een herhalingscursus bhv te volgen en een ontruimingsoefening te houden.
Bij het voorbereiden van oefeningen is een belangrijke rol weggelegd voor de scenario’s die in het bedrijf kunnen optreden. De procedures uit het bhv-plan vormen de basis voor het opzetten van oefeningen. Afhankelijk van de complexiteit (aard, grootte en ligging) van het bedrijf, is het verstandig om in stappen te oefenen. Organiseer bijvoorbeeld eerst een table-top (een oefening op papier). Oefen vervolgens stapsgewijs in de praktijk.
Een handig gratis hulpmiddel is het voorbeeld ontruimingsplan.
Het is verleidelijk een oefening op te tuigen met allerlei toeters en bellen. Zorg er echter voor dat het oefendoel niet uit het oog wordt verloren; het gaat om het oefenen van de procedures.
Het vereiste bhv-voorzieningenniveau vloeit voort uit de scenario’s van het bedrijf. Door de scenario’s die kunnen voorkomen te beschrijven, wordt vanzelf duidelijk welke taken de bhv’ers hebben en welke materialen zij nodig hebben om deze taken uit te kunnen voeren.
De bhv-voorzieningen zijn te onderscheiden in:
- Eerste-hulpmaterialen: een verbanddoos en andere eerste-hulpmaterialen. De inhoud van de verbanddoos is afhankelijk van het soort ongevallen dat kan voorkomen. Een bedrijf waar oogletsel door spatten van gevaarlijke stoffen mogelijk is, heeft bijvoorbeeld een oogdouche nodig.
- Blusmiddelen: de soorten blusmiddelen zijn onder andere afhankelijk van de soorten branden die kunnen ontstaan in het bedrijf.
- Persoonlijke beschermingsmiddelen: de benodigde persoonlijke beschermingsmiddelen zijn afhankelijk van de risico’s die bhv’ers lopen. Denk hierbij aan een helm of onafhankelijke adembescherming.
- Communicatiemiddelen: het gebruik van portofoons of megafoons, piepers en dergelijke. Een en ander is afhankelijk van wat al aanwezig is voor de reguliere werkzaamheden, maar ook van de grootte en complexiteit van het gebouw en de bhv.
- Overige middelen: denk hierbij aan bhv-hesjes en zaklampen.
Kortom, ook het bepalen van de bhv-middelen is maatwerk.
Nee, hier zitten geen wettelijke eisen aan. De wet geeft aan dat de bhv in een bedrijf moet beschikken over voldoende opleiding, uitrusting en aantal en zodanig is georganiseerd dat zij hun taken naar behoren kunnen vervullen. Het zichtbaar maken van de bhv’er met een hesje is hier een invulling van zodat de bhv voor iedereen herkenbaar is en ongestoord aan het werk kan. Hoe dit geregeld wordt en wat je hiervoor doet staat niet in de wet vermeld. Belangrijk is dat voor iedereen werkbaar en duidelijk is, ongeacht de kleur van het hesje, dat de bhv zichtbaar wordt gemaakt.
Wanneer je een ondertekende verklaring kunt overleggen waarin de oefenleider, post-, of ploegchef of hoofd incidentbestrijding verklaart dat je in actieve brandweerdienst bent en derhalve aan de verplichte oefeningen vanuit Leidraad Oefenen deelneemt of overeenkomstig de landelijke brandweer branchestandaarden, vakbekwaam blijven, kan het NIBHV een volledige vrijstelling voor de bedrijfshulpverlening afgeven. De vrijstellingsaanvraag kan ingediend worden via de veiligheidsregio waar je in actieve dienst bent.
De vrijstellingskosten voor de Basisopleiding bhv(eerste registratie) bedragen € 21,80 excl. btw, voor de jaarlijkse herhaling is dit € 6,80 excl. btw.
- Naam
- Voorletters
- Geboortedatum
- Een ondertekende verklaring waarin de oefenleider, post-, of ploegchef of hoofd incidentbestrijding verklaart dat de personen voor wie een vrijstelling wordt aangevraagd in actieve dienst zijn en derhalve aan de verplichte oefeningen vanuit Leidraad Oefenen deelneemt of overeenkomstig de landelijke brandweer branchestandaarden, vakbekwaam blijven deelnemen.
- (Factuur)adresgegevens van de Veiligheidsregio waar de documenten naartoe gezonden kunnen worden.
Werkgevers van bedrijven met minder dan tien personen en bedrijven zonder personeelsver-tegenwoordiging of ondernemingsraad, voeren overleg met het personeel over de organisatie van de bhv. In bedrijven met een personeelsvertegenwoordiging (PVT) of ondernemingsraad (OR), hebben PVT en OR instemmingsrecht als het gaat om de organisatie van de bhv (artikel 27 Wet op de Ondernemingsraden).
De werkgever is verplicht de werknemers doeltreffend in te lichten over de wijze waarop de deskundige bijstand op het gebied van bhv in zijn bedrijf of inrichting is ingericht (artikel 8 lid 1 Arbowet)
Werknemers moeten onder andere weten:
- wat zij zelf kunnen doen bij een ongeval, brand of ontruiming;
- wat de bhv’er voor hen kan doen;
- hoe zij hulp van de bhv kunnen krijgen.
De werknemer is verplicht mee te werken aan dit onderricht (artikel 11 Arbowet).
Dat is afhankelijk van de situatie. Veel bedrijven hebben een centraal telefoonnummer waar medewerkers een incident kunnen melden. Vanuit dit centrale punt wordt dan gebeld met professionele hulpverleners.
Soms wordt de telefoon bemand door een receptionist of telefonist. In die bedrijven is het raadzaam de receptionist of telefonist instructies te geven voor het omgaan met de melding van een incident. Ook moet de bevoegdheid om 112 te mogen bellen worden geregeld.
112 bellen
Als een bedrijf géén receptionist of telefonist heeft zul je als werkgever op een andere manier moeten regelen dat 112 wordt gebeld, indien nodig. Bij een klein bedrijf – zonder telefonist – kan een incident direct worden gemeld bij de bhv’er. De bhv’er kan zelf bellen of zo nodig een medewerker verzoeken om de brandweer, ambulance of politie via 112 te alarmeren. Ook kan worden afgesproken dat medewerkers direct 112 bellen.
Brandmeldinstallatie
Sommige gebouwen zijn voorzien van een brandmeldinstallatie, waarmee een beginnende brand snel kan worden gedetecteerd en gemeld. Wanneer de brandmeldinstallatie is uitgevoerd met handbrandmelders, dan kan aan de hand daarvan een nog niet gedetecteerde brand (of een ander incident) worden gemeld. In sommige gebouwen is de installatie zodanig ingericht, dat een brand automatisch (direct of vertraagd) wordt door gemeld naar de alarmcentrale van de professionele hulpverleners.
Aandachtspunten bij het gebruik van brandmeldinstallaties
Opvolging
In beide gevallen, met of zonder doormelding, is opvolging van de brandmelding door de bhv-organisatie noodzakelijk. Dit betekent allereerst dat de bhv moet controleren waar de brand is en of er nog veilig geblust kan worden met kleine blusmiddelen. Wanneer er daadwerkelijk sprake is van brand, moet de bhv-procedure verder worden uitgevoerd.
Is er sprake van een automatische doormelding? En blijkt uit controle dat er sprake is van een onterechte melding, bijvoorbeeld vanwege stoomvorming tijdens het koken? Dan moet de alarmcentrale van de professionele hulpverleners hiervan snel op de hoogte worden gebracht.
Als werkgever moet je schriftelijk vastleggen de risico’s waar de bhv op wordt voorbereid, de gevaren die de bhv zelf loopt én de maat regelen die in het kader van en voor de bhv zijn genomen. Dat kan in een bhv-plan (Arbowet, artikel 5 Inventarisatie en evaluatie van risico’s). Het bhv-plan is een document waarin je als werkgever schriftelijk vastlegt:
- op welke restrisico’s de bhv is gebaseerd;
- hoe de bhv is georganiseerd;
- hoe het aantal bhv’ers en hun opleiding zijn bepaald;
- hoe er wordt geoefend en geëvalueerd.
Hoe je in 6 stappen tot een effectieve bhv- of bedrijfsnoodorganisatie komt
Vanuit artikel 15 lid 1 van de Arbowet is een werkgever verplicht om de bhv’ers aan te wijzen. Om aan te kunnen tonen dat je als werkgever bhv’ers hebt aangewezen, kun je gebruikmaken van een aanstellingsbrief. Ook kun je ervoor kiezen de bhv-taken op te nemen in het functieprofiel van de betreffende werknemers.
Om het bhv-werk te stimuleren kan het bedrijf een bhv’er een jaarlijkse vergoeding geven voor zijn extra taken. Werkgevers moeten de kosten voor het volgen van een bhv-cursus en het behalen van een bhv-diploma vergoeden. Net als de kosten voor de benodigde bhv-materialen (zoals bhv-hesjes, blusmiddelen, eerste hulp-koffers en communicatiemiddelen)
Een bhv’er heeft wettelijk geen recht op vergoeding of een tijd-voor-tijdregeling voor de verrichtte bhv-werkzaamheden. Hoewel werkgevers niet verplicht zijn om bhv’ers een vergoeding te geven, mag het natuurlijk wel. Sommige werkgevers bieden een vergoeding aan als extra stimulans voor werknemers om zich aan te melden. En te blijven. Immers in de Arbowetgeving staat dat werkgevers moeten beschikken over bedrijfshulpverleners die zodanig zijn opgeleid en uitgerust dat zij de bhv-taken naar behoren kunnen vervullen.
Soms is de vergoeding voor bhv’ers in de CAO is vastgelegd. Maar een werkgever mag dit zelf bepalen (vaak in overleg met een ondernemingsraad). Het is niet zo dat er voor de hoogte van de vergoedingen richtlijnen zijn.
De gemiddelde vergoeding voor een bhv ’er is €200-€500 per jaar.
Arbeidsomstandigheden
www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/arbeidsomstandigheden
Arbocatalogi
www.arboportaal.nl/externe-bronnen/arbocatalogi
Arboportaal
www.arboportaal.nl
Bedrijfshulpverlening
www.inspectieszw.nl/onderwerpen/bedrijfshulpverleners
Bouwregelgeving
www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/bouwregelgeving
Centraal Bureau voor de Statistieken (CBS)
www.cbs.nl
CNV
www.cnv.nl
Europese wet- en regelgeving
www.eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/ TXT/?uri=CELEX:31989L0391
FNV
www.fnv.nl
www.arbobondgenoten.nl
www.fnv.nl/themas/veilig-en-gezond-werken
Het Oranje Kruis
www.hetoranjekruis.nl
Nationale Enquête Arbeidsomstandigheden TNO
www.monitorarbeid.tno.nl/cijfers/nea
Nederlands Normalisatie Instituut (NNI/ Nen-normen)
www.nen.nl
Nederlandse Arbeidsinspectie
https://www.nlarbeidsinspectie.nl/
Basisinspectiemodule bhv (BIM)
https://www.nlarbeidsinspectie.nl/publicaties/richtlijnen/2014/06/15/bim-bedrijfshulpverlening
NIBHV (Nederlands Instituut voor Bedrijfshulpverlening)
www.nibhv.nl
Nederlands Instituut Publieke Veiligheid (NIPV)
www.nipv.nl
Omgevingsvergunning
https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/omgevingswet/vraag-en-antwoord/wanneer-moet-ik-een-omgevingsvergunning-aanvragen
Omgevingswet
https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/omgevingswet/vernieuwing-omgevingsrecht
www.omgevingswetboek.nl/
Ondernemingsraad
www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/ondernemingsraad
Risico-, Inventarisatie- en Evaluatie
www.rie.nl
Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu
www.rivm.nl/veilig-werken
SER Arboplatform
www.ser.nl/nl/thema/arbeidsomstandigheden
Stichting van de Arbeid (STAR)
www.stvda.nl
VeiligheidNL
www.veiligheid.nl
VNO-NCW
www.vno-ncw.nl
Vrijwilligers
www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/vrijwilligerswerk
wetten.overheid.nl/BW-BR0008498/2018-07-18#Hoofdstuk9_Afdeling1_Artikel9.5a
www.vrijwilligerswerk.nl/wetten-regels/veilige-arbeidsomstandigheden
Wet- en regelgeving
www.wetten.overheid.nl/zoeken
Zelfinspectie
www.zelfinspectie.nl
Zzp’er
www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/zelfstandigen-zonder-personeel-zzp
Boeken NIBHV
- Boeken bedrijfshulpverlening
- Boeken brandveiligheid
- Boeken arbeidsveiligheid
- Boeken first responder bedrijfsnoodorganisatie
- English books
Bekijk alle boeken in de NIBHV webshop
E-learning NIBHV
Bekijk alle E-learning in de NIBHV webshop
Instructiematerialen NIBHV
Bekijk alle instructiematerialen in de NIBHV webshop
Powerpoint presentaties NIBHV
Bekijk alle Powerpoint presentaties in de NIBHV webshop
Kennisdocumenten NIBHV
Bekijk alle kennisdocumenten in de NIBHV webshop
English documents NIBHV
View all English documents in the NIBHV webshop.
VAKBLAD VEILIGHEID
- NIBHV Vakblad Veiligheid (voorheen kwartaalblad; hedendaags een online kennisplatform)
Whitepapers
NIBHV publiceert regelmatig whitepapers over actuele onderwerpen zoals:
Hulpmiddelen
Op nibhv.nl vind je regelmatig nieuwe hulpmiddelen voor de bhv voor de onderstaande categorieën:
Bedrijfshulpverlening hulpmiddelen
Brandveiligheid hulpmiddelen
- Bewust omgaan met (brand-)risico’s
-
Infodocument Wet- en regelgeving over brandveiligheid en het veilig gebruik van gebouwen
Ontruimen hulpmiddelen
- Evaluatieformulier ontruimingsoefening
-
Infodocument Wet- en regelgeving over brandveiligheid en het veilig gebruik van gebouwen
Bedrijfsnoodorganisatie hulpmiddelen
Arbeidsveiligheid hulpmiddelen
NIBHV hulpmiddelen
De kennisartikelen en downloads van nibhv zijn te vinden onder onze hulpmiddelen:
Nieuwsbrief NIBHV
Iedere maand deelt NIBHV praktische tips, nieuwe (wetenschappelijke) inzichten en inspirerende praktijkverhalen over veiligheid.
Schrijf je nu direct in voor onze digitale nieuwsbrief over bedrijfshulpverlening, bedrijfsnoodorganisaties, brand- en arbeidsveiligheid.
Nieuwsbrief Vakbladveiligheid.nl
Vakbladveiligheid.nl is hét kennisplatform voor iedereen die geïnteresseerd is in veiligheid op de werkvloer.
Wil je iedere maand op de hoogte gebracht worden van premium content en nieuwe artikelen? Meld je aan en ontvang hier maandelijks een bericht van.